Gods verbond Israël, belangrijke passages

Deel 8: Mattheus 21- 24
Het einde van de natie Israel geprofeteerd door Jezus

Toorn en oordeel in het boek van Mattheus.

Mattheus 3:
7 Toen hij nu zag, dat vele van de Farizeeen en Sadduceeen tot de doop kwamen zeide hij tot hen: Adderengebroed, wie heeft u een wenk gegeven om de komende toorn te ontgaan? 
8 Brengt dan vrucht voort, die aan de bekering beantwoordt; 
9 en beeldt u niet in, dat gij bij uzelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham tot vader, want ik zeg u, dat God bij machte is uit deze stenen Abraham kinderen te verwekken. 
10 Reeds ligt de bijl aan de wortel der bomen: iedere boom dan, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. 
11 Ik doop u met water tot bekering, maar Hij, die na mij komt, is sterker dan ik; ik ben niet waardig Hem zijn schoenen na te dragen; die zal u dopen met de heilige Geest en met vuur. 
12 De wan is in zijn hand en Hij zal zijn dorsvloer geheel zuiveren en zijn graan in de schuur bijeenbrengen, maar het kaf zal Hij verbranden met onuitblusbaar vuur.

In deze woorden zien we een aantal belangrijke zaken.
            -De bijl ligt aan de wortel der bomen.
            -Jezus ZELF zou gaan dopen met vuur.
            -De wan was in de hand van Jezus.

Aan deze woorden zien we dat er een oordeel aanstaande was.
Een oordeel over het volk van Israel dat uitgevoerd zou worden door Jezus zelf. (Mattheus 24: 29- 31; Handl. 6: 11- 15)

Matteus 21:
28 Wat dunkt u? Iemand had twee kinderen. Hij ging naar de eerste en zeide: Kind, ga en werk vandaag in de wijngaard. 
29 En hij antwoordde en zeide: Ja, heer, maar hij ging niet. 
30 Hij ging naar de tweede en sprak evenzo. En deze antwoordde en zeide: Ik wil niet, maar later kreeg hij berouw en ging toch. 
31 Wie van de twee heeft de wil van zijn vader gedaan? Zij zeiden: De laatste. Jezus zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, de tollenaars en de hoeren gaan u voor in het Koninkrijk Gods. 
32 Want Johannes heeft u de weg der gerechtigheid gewezen en gij hebt hem niet geloofd. De tollenaars en de hoeren echter hebben hem geloofd, doch hoewel gij dat zaagt, hebt gij later geen berouw gekregen en ook in hem geloofd. 
33 Hoort een andere gelijkenis. Er was een heer des huizes, die een wijngaard plantte, en er een heg omheen zette, en er een wijnpers in groef en een toren bouwde; en hij verhuurde die aan pachters en ging buitenslands. 
34 Toen nu de tijd der vruchten naderde, zond hij zijn slaven naar die pachters om zijn vruchten in ontvangst te nemen. 
35 Maar de pachters grepen zijn slaven, sloegen de ene, doodden de andere en stenigden een derde. 
36 Hij zond weder andere slaven, nog meer dan eerst, en zij behandelden hen op dezelfde wijze. 
37 Ten laatste zond hij zijn zoon tot hen, zeggende: Mijn zoon zullen zij ontzien. 
38 Maar toen de pachters de zoon zagen, zeiden zij tot elkander: Dit is de erfgenaam, komt, laten wij hem doden om zijn erfenis aan ons te brengen. 
39 En zij grepen hem en wierpen hem buiten de wijngaard en doodden hem. 
40 Wanneer nu de heer van de wijngaard komt, wat zal hij met die pachters doen 
41 Zij zeiden tot Hem: Een kwade dood zal hij die kwaden doen sterven en de wijngaard zal hij verhuren aan andere pachters, die hem de vruchten op tijd zullen afleveren. 
42 Jezus zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen in de Schriften: De steen, die de bouwlieden afgekeurd hadden, deze is tot een hoeksteen geworden; van de Here is dit geschied, en het is wonderlijk in onze ogen? 
43 Daarom, Ik zeg u, dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden en het zal gegeven worden aan een volk, dat de vruchten daarvan opbrengt. 
44 En wie op deze steen valt, zal verpletterd worden, en op wie hij valt, die zal hij vermorzelen. 
45 En toen de overpriesters en de Farizeeen zijn gelijkenissen hadden gehoord, begrepen zij, dat Hij hen bedoelde. 
46 En hoewel zij Hem trachtten te grijpen, vreesden zij de scharen, daar die Hem voor een profeet hielden.

In deze gelijkenis zien we een duidelijk beeld verschijnen.

Johannes had de weg naar ware gerechtigheid laten zien maar de Israelieten wilden niet volgen.

Dan verteld Jezus een gelijkenis, een heer des huises heeft een wijngaard gepland, en er alles aan gedaan dat er goede vruchten zouden kunnen groeien.
Ten tijde dat de heer zijn slaven stuurde, om de vruchten op te halen, werden deze gedood of gestenigd. Dit ging twee maal zo door.
Ten laatste stuurde de heer des huises zijn zoon. En ook deze werd gedood.

In dit beeld zien we de profeten die naar het volk van Israel gestuurd werden.
En we zien de zoon, Jezus Christus, en die werd ook gedood.

En wat zou God met deze pachters doen? “Hij zou hen een kwaden dood doen sterven”.
Dit is een duidelijk beeld.

Dit was een eerste profetie over de Joden, dat ze een kwade dood zouden sterven.

En het was ook duidelijk, uit vers 45, dat de overpriesters en de Farizeen precies wisten dat Jezus over hen sprak.
Ja, zij wisten het wel, maar er was meer liefde voor hun traditie dan voor Jezus, die gezonden was door de Vader.

Matteus 22:
1 En Jezus antwoordde en sprak wederom in gelijkenissen tot hen en zeide: 
2 Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een koning, die voor zijn zoon een bruiloft aanrichtte. 
3 En hij zond zijn slaven uit om de ter bruiloft genodigden te roepen, doch zij wilden niet komen. 
4 Wederom zond hij andere slaven uit, met de boodschap: Zegt de genodigden: Zie, ik heb mijn maaltijd bereid, mijn ossen en gemeste beesten zijn geslacht en alles is gereed; komt tot de bruiloft. 
5 Maar zij sloegen er geen acht op en gingen heen, de een naar zijn akker, de ander naar zijn zaken. 
6 De overigen grepen zijn slaven, en zij mishandelden en doodden hen. 
En de koning werd toornig, en hij zond zijn legers uit en verdelgde die moordenaars en stak hun stad in brand. 
8 Toen zeide hij tot zijn slaven: De bruiloft is wel gereed, maar de genodigden waren het niet waard. 
9 Gaat daarom naar de kruispunten der wegen en nodigt allen, die gij aantreft tot de bruiloft. 
10 En die slaven gingen naar de wegen en verzamelden allen, die zij aantroffen zowel slechten als goeden. En de bruiloftszaal werd vol met hen, die aanlagen. 
11 Toen de koning binnentrad om hen, die aanlagen, te overzien, zag hij daar iemand, die geen bruiloftskleed aanhad. 
12 En hij zeide tot hem: Vriend, hoe zijt gij hier gekomen zonder bruiloftskleed? En hij verstomde. 
13 Toen zeide de koning tot de bedienden: Bindt hem aan handen en voeten en werpt hem uit in de buitenste duisternis; daar zal het geween zijn en het tandengeknars. 
14 Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.

In deze bovenstaande gelijkenis zien we weer een heel duidelijk beeld.

En zo zien we in deze gelijkenis, “Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een koning, die voor zijn zoon een bruiloft aanrichtte. En hij zond zijn slaven uit om de ter bruiloft genodigden te roepen, doch zij wilden niet komen.

Hier zien we opnieuw het beeld van een koning, God, die een bruiloft aanricht voor zijn zoon, Jezus Christus, maar de Joden wilden niet komen.
Alles was gereed, maar ze wilden niet komen.

En dan, “de koning werd toornig, en hij zond zijn legers uit en verdelgde die moordenaars en stak hun stad in brand”. 

Hier zien we duidelijke woorden, 1) de koning werd toornig, 2) zond zijn legers uit, 3) verdelgde de moordenaars, en 4) stak hun stad in brand.

Als we dan deze twee gelijkenissen aan elkaar zien dan zien we een beeld ontstaan dat God alles gedaan had om Zijn volk bij elkaar te brengen, maar ze wilden niet.

Wat was het resultaat?
Ze zouden een kwaden dood sterven, de legers zouden uitgestuurd worden, de moordenaars zouden verdelgd worden en de stad in brand gestoken.

Woorden over Matteus 23.

Matteus 23:
31 Gij getuigt dus van uzelf, dat gij zonen zijt van de moordenaars der profeten. 
32 Maakt ook gij de maat uwer vaderen vol! 
33 Slangen, adderengebroed, hoe zult gij ontkomen aan het oordeel der hel? 
34 Daarom, zie, Ik zend tot u profeten en wijzen en schriftgeleerden. Van hen zult gij sommigen doden en kruisigen en van hen zult gij anderen geselen in uw synagogen en vervolgen van stad tot stad, 
35 opdat over u kome al het rechtvaardige bloed, dat vergoten werd op de aarde van het bloed van Abel, de rechtvaardige, tot het bloed van Zacharias, de zoon van Berekja, die gij vermoord hebt tussen het tempelhuis en het altaar 
36 Voorwaar, Ik zeg u: Al deze dingen zullen komen over dit geslacht. 
37 Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet gewild. 
38 Zie, uw huis wordt aan u overgelaten. 
39 Want Ik zeg u, gij zult Mij van nu aan niet meer zien, totdat gij zegt: Gezegend Hij, die komt in de naam des Heren!

In het eerste deel van hoofdstuk 23, vers 1- 30, zien we dat Jezus de schriftgeleerden en de Farizeeen hard toespreekt en veroordeeld voor hun verkeerde gedrag en hun moorden op de rechtvaardigen.

En dan komt het laatste deel van dit hoofdstuk.
En hier staan drie belangrijke uitspraken.

Maakt ook gij de maat uwer vaderen vol! 

Deze woorden laten zien dat God een “maat”  heeft, en als deze vol is dan is God gerechtvaardigd om een volk uit te delgen.
(Genesis 15: 12- 16; 1 Tess. 2: 16; Joel 3: 13; Romeinen 2: 5)

Deze woorden laten zien dat Israel de maat had bereikt waarin God rechtvaardig was om hen uit te delgen.

Al deze dingen zullen komen over dit geslacht. 

Ja, dit zijn dan hele duidelijke woorden.
De dingen die Jezus gezegd had in vers 35 zouden over hen komen.
En dit zou komen in de verwoesting van Jeruzalem die in 70 na Christus zou komen.

En die verwoesting word aangekondigd in Matteus 24: 1- 31.

Vergelijk dan ook Matteus 24: 32- 35.
Hier word ook specifiek gesproken over “al deze dingen zullen aan dit geslacht” gebeuren.

Zie, uw huis wordt aan u overgelaten. 

Dit is een belangrijke uitspraak.
            -God zou hen loslaten.
            -God zou de tempel, hun huis, loslaten, overlaten.
            -Christus zou hen gaan oordelen.
            -Handelingen 6: 12- 14

Woorden van de profeten:
            -Ezechiel 10: 18- 19; 11: 22, 23
            -Ezechiel 15: 8

Ja, in deze woorden zien we dat God het huis van Israel zou loslaten.
Het oordeel zou komen!

Hoe vaak had Jezus hen niet naar zich toe willen halen?
Heel vaak?
Op welke manier? Zoals een hen die haar kiekens vergaderd! En dat is met warmte, met geduld en met zorg. Maar ze hebben niet gewild!

Nu was het oordeel daar! De bijl uit Mattheus 3 lag nu geheel klaar!

Want Ik zeg u, gij zult Mij van nu aan niet meer zien, totdat gij zegt: Gezegend Hij, die komt in de naam des Heren!

En zo sluit Jezus dit hoofdstuk af, met deze prachtige woorden. Woorden van hoop!

Had God Zijn volk verstoten? NEE (Rom. 9- 11)
Er was een nieuw verbond beloofd. (Jer. 31: 31- 34)

De aardse bediening van Jezus was nu tot een einde gekomen. Nu was er nog maar één perspectief.  De enige weg was nu zaligheid door het offer van Christus. (Gal. 3: 1)

En die weg was de weg van geloof en het aanvaarden van Zijn koningschap.
(Mattheus 21: 9)

Copyright © 2019 Gert-Jan van Zanten · Webdesign by BinR
All Rights Reserved · webbijbel.nl
Hosted by VDX